
Zo gauw op onze zolder aangekomen ben ik onmiddellijk begonnen met het openleggen van onze typologie Dragendorff in de referentieverzameling. Aansluitend daarop heb ik alle terra sigilata verzameld en begonnen met de grote determinatie van alle stukken om ze nadien onder te brengen per categorie. Dat dit natuurlijk niet kan gebeuren op één namiddag is normaal. Daarom heb ik besloten om elke week een aantal scherven mee te nemen naar huis om daar in alle rust en met de nodige lectuur verder te werken. Ook blijf ik me verder concentreren op de drinkbekers/-urnen type Holwerda 31a. Aan het exemplaar dat ik thuis nog staan heb van onze vriend Willy moet ik dringend verder werken zodat dit terug kan naar zijn verblijfplaats. Dit type van beker levert ons weer een raadsel op. Op een afbeelding in een brochure van het Museum is zo een exemplaar te zien maar met een deksel. Het zou hier gaan om een exemplaar dat in de reserves staat van het Museum. Carine, medewerkster van het Museum, heeft beloofd om dit item voor ons op te snorren.

die steeds bereid is om ons te helpen waar het kan.
Aan de hoeveelheid deksels die we in ons bezit hebben zou het best mogelijk zijn dat we een dito exemplaar misschien bezitten in onze collectie, of toch weer een gegeven dat een ander licht kan werpen op de bekers/urnen van Hofstade. Alhoewel deze types in de literatuur met deksel niet zijn gekend mag men niet uitsluiten dat men deze bekers/urnen gebruikte als offergave met een willekeurig dekseltje erop. Wordt zeker vervolgd.
Terwijl er rustig verder wordt gewerkt en het fototoestel van Bert de nodige foto’s afmaalt slaakt Johnny terecht een kreet. Hij is er namelijk in geslaagd om een scherf afkomstig van Gent genummerd HO51/26 te linken aan een groot onderdeel van een kom dat zich bevindt in het Museum en toebehoort aan de collectie van Aalst.
Refitting van diepe kom in Belgisch waar.
Ook dit brengt weer een vooropgezette theorie aan het wankelen. Wij waren er zo goed als zeker van dat de stukken die zich in Aalst bevinden allemaal zijn opgegraven door De Brouwer in 1947 en afkomstig zijn van de offerkuil nr.1. Maar van de scherf die is aangepast en genummerd als HO51/26 weten we zeker dat die is opgegraven door De Laet in 1951 op de tempelsite in sleuf nr. 26. Indien we nog meerdere refittings kunnen toepassen met scherven van Aalst en Gent zullen we onze hypothese van de stukken van Aalst moeten herzien. Of gaat het hier om een louter toeval dat De Laet toevallig nog een scherf heeft opgegraven die behoort aan de restanten van de kom uit offerkuil nr. 1?
Deze namiddag worden er nog een negental refittings gedaan, vooral materiaal van kruiken en borden. Ook wil ik hier nog vermelden dat Johnny er ook in geslaagd is om reeds een zevental borden te refitten waarvan er één bijna helemaal volledig is. Dit doet het aantal borden type Holwerda 81f gevoelig in aantal stijgen. Een juiste telling zal later worden doorgegeven.
Mimi die ook in aangeland op zolder, helpt Hubert bij het opnieuw opbergen van de artefacten die waren tentoongesteld. Er staan nog enkele boxen op hen te wachten zodat ze de komende werknamiddagen zich zeker niet zullen vervelen. Maar stilaan valt alles weer in zijn plooi en krijgt onze zolder zijn eigen gesteldheid terug waarover we zeker niet rouwig zijn.

Mimi en Hubert bij het opbergen van het materiaal.
En zoals steeds is het weerom tijd om afscheid te nemen van onze zolder, en ditmaal voor veertien dagen want volgende week nemen we deel aan het forum voor Vlaamse archeologie in het cultureelcentrum “De Werf” te Aalst. Ik zal zeker niet nalaten om een verslag van die dag op de blog te zetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten