zondag 28 juni 2009

Logboek 27/06/2009: 121ste werknamiddag

Locatie:’t Gasthuys”, Stedelijk Museum Aalst.

Tijdstip: 14u – 17u.

Aanwezigen: Arnout Beugniez, Johnny De Mol, Hubert Timmerman, Romain De Moor.

Werkzaamheden: Opzoekingswerk, refitten en openleggen materiaal.

Suggesties: Een ijskast voor frisdrank.

Verslag 121ste werknamiddag: zaterdag 27/06/2009

Iedereen zal er wel van overtuig geweest zijn dat het deze namiddag puffen zou worden.
Maar ook op dit ogenblik smelt ik gewoon weg achter mijn scherm. Niet zagen maar werken, dus er tegen aan.
Ik val gewoon binnen midden het onderzoek van Arnout die mijn opzoekingen van verleden week nogmaals ter hand neemt en deze verder wil uitdiepen. Geboeid door het feit dat er in de Provinciale jaarboeken vermeld wordt dat er over de grondsporen aangetroffen in 1947 in sleuf 21 een verder verslag zal verschijnen, maar dat er daar geen spoor van te vinden was, doet onze vriend terug in de lectuur duiken. En met succes!

Arnout volop aan de studie.

In het Provinciale jaarboek van Oost Vlaanderen vind hij op pagina 313 de volgende vermelding: “In het verslag over onze opgravingen in 1947 (Cult. Jaarb. Prov. O.VL., 1948, pp.141 ss) hebben wij er op gewezen (p. 151) dat in het oostelijk deel van het veld K. C. 226, juist ten noorden van de Steenbergstraat zekere grondsporen waren ontdekt geworden waarover we pas na aanvullende opgravingen verslag zouden uitbrengen. Zoals boven gezegd, werden de opgravingen van 1950 uitsluitend doorgevoerd in het deel van veld C 226 gelegen te Z van vermelde veldweg. We kwamen echter aldus op een 10 tal meter van de in 1947 bemerkte grondsporen, en achten het dan ook wenselijk deze grondsporen bondig te beschrijven. Het geldt een dikke laag houtskool die we konden volgen in sleuven HO 47/21, 47/24, 47/25, 47/26, en 47/27. Deze laag is 60 tot 80 cm. (d.w.z. ze ligt in de Romeinse cultuurlaag. De uiteinden van deze laag houtskool vonden we resp. in sleuven HO 47/26 en 27, ze heeft dus een lengte van iets meer dan 9m. De nog duidelijke zichtbare vezels van het hout lagen horizontaal, we staan dus niet voor een standspoor van een staketsel maar eerder voor de resten van een gevelde en nadien verbrande boomstronk. Voorlopig kunnen we ons hier ontrent niet uitspreken. In de onmiddellijke nabijheid van deze brandlaag vonden we enkele voorwerpen.” Dit is een nieuw gegeven betreffende het stukje hout dat we reeds verleden week hebben besproken, doch het geeft ons nog geen volledig uitsluitsel. Gelukkig beschikken we nog over andere lectuur die we moeten napluizen. Doch niets belet ons om nog een restant van verbrand materiaal te vermelen die we terugvonden onder het nr. HO 50/3. Het gaat hier om een fragment van groen loodglazuur op achtergrond van klei en silica: gevolg van brand of toeval.

HO 50/3.

En zo gaat onze namiddag verder.
Vandaag is ook onze refittingskeizer Johnny van de partij en die laat zich niet onbetuigd. Na enkele weken afwezigheid tovert hij algauw enkele refittings uit zijn mouw. Hij slaagt erin om een drietal refittings te doen van vermoedelijk kookpotten (dagelijks waar) doch deze zijn momenteel nog niet op typologie te brengen.

Later zullen wij al onze refittings in een uitgebreid verslag rapporteren doch in dit stadium van het onderzoek is dit nog te vroeg.
Weerom worden we vergast door enkele museumbezoekers die verwonderd staan te kijken als ze onze zolder betreden zonder te vermoeden dat ze in een onderzoeksruimte aanlanden. Zij vinden een bezoek aan deze ruimte leuk en kunnen vaststellen dat het niet zomaar evident is dat die museumkasten mooi staan opgevuld met archeologische vondsten zonder vooronderzoek. Soms kan men de verbazing van de aangezichten aflezen. Dit geeft ons natuurlijk moed om zeker te volharden in ons opzet.

Johnny met de zoveelste refitting.

Hubert heeft ook nog een prachtig voorstel naar voor gebracht betreffende de intekening van alle materialen. Hij stelt voor om over het origineel plan steeds een blanco kalk te leggen per soort aardewerk. Zo krijgen we steeds een duidelijk overzicht van alle soorten aardewerk en blijft het vooral overzichtelijk. Dit voorstel wordt unaniem aanvaard.
Ondertussen worden de temperaturen op onze zolder ondraaglijk. Wij besluiten vandaag toch maar wat vroeger te stoppen, want het is niet te doen. En nu zit ik hier weer zowat te sterven achter mijn scherm op mijn broeierige kamer.
Maar ik ga er me vanavond zeker nog ene pakken.

zaterdag 20 juni 2009

Logboek 20/06/2009: 120ste werknamiddag

Locatie:’t Gasthuys”, Stedelijk Museum Aalst

Tijdstip: 14u tot 17u30

Aanwezigen: Hugo Thuy, Arnout Beugniez, Hubert Timmerman, Romain De Moor

Werkzaamheden: Tekenen, ficheren en nummeren, typologie, determinatie en opzoekingwerk

Suggesties: Nihil

Verslag 120ste werknamiddag: zaterdag 20/06/2009

Tot op 50 cm. diepte: enkele verspreide dakpannen en scherven. Op ongeveer 7m van het oostelijke uiteinde van de sleuf, op een diepte van 50 tot 80cm. Dwarse brandlaag, smal maar dik, zonder afzonderlijk gruis of scherven, doch kern bevat nog veel houtskool. Monster bewaard, zie de profielen. HO 47/21 IS WEL VERBRAND HOUT EN NIET VERROT HOUT. Dit is de omschrijving van Prof. De Laet voor item HO 47/21. Dit kleine onooglijke item had iedereen wel al eens ter hand genomen, steeds met dezelfde bemerking, “dit is zeker geen scherf, maar wat dan wel?”. Aan gewicht en structuur moet het organisch zijn. Oké, nu werkt het op mijn systeem, ik sleur het opgravingverslag van Prof. De Laet erbij. Hopelijk vind ik iets terug.

Na enig speurwerk heb ik geluk. Ik vind de hierboven omschrijving van het vernoemde item terug.

Het illustere stukje verbrand hout.

Toch ben ik nog niet volledig tevreden. Verder onderzoek in het cultureel jaarboek van de Prov. O.- Vl. van 1948, blz. 156 vind ik de volgende voetnoot. “De sleuven en opgravingsvlakken 47/21 en 47/27 die we in het oostelijke gedeelte van het perceel kad. C. 226 juist ten noorden van de veldweg hebben laten opgraven leverden ook enkele belangrijke grondsporen (van een houten gebouw of omheining) doch het onderzoek is hier nog niet beëindigd. We stellen er dus de bespreking van uit tot een volgend verslag.”. Dit is weeral een stapje verder, maar ik ben nog niet content. Dus jaarboek van de Prov. O.-Vl. van 1949 ter hand. Blz. 325.: “Van dit eerste heiligdom hebben we tot nog toe niet de juiste ligging, noch het grondplan kunnen bepalen. Misschien zijn enkele brandsporen die we in 1947 in het naburige veld ontdekt in verband met dit eerste heiligdom te brengen.”. Nu wordt het al een beetje interessanter. Maar verder vind ik momenteel geen spoor van een uitgebreider verslag over deze zone. We kunnen hier wel vaststellen dat het niet uitgesloten is dat we hier vermoedelijk te maken hebben met een restant van het eerste fanum. Verder onderzoek in het opgravingdossier zal hopelijk uitsluitsel brengen. Natuurlijk hopen we nog meer materiaal uit deze sleuf aan te treffen dat ons verder uitsluitsel kan geven over dit gedeelte van ons onderzoek. We zullen zeker niet nalaten om ook de opgravingplannen aan elkaar te toetsen. (wordt vervolgd).
Ondertussen worden we vergast door enkele museumbezoekers die de weg naar ons heiligdom hebben gevonden en versteld staan van wat er daar op die museumzolder gebeurt.

Toevallige bezoekers zijn aangenaam verrast en luisteren aandachtig naar wat die zoldermotten te vertellen hebben.

Arnout die vandaag ook van de partij is, werkt ondertussen in alle stilte verder aan ons typologiewerk en is begonnen met het openleggen van een bepaalde soort aardewerk (zwartkleurig met grove verschraling en dikwandig). Dit aardewerk is afkomstig uit verschillende dozen, maar doordat alles geficheerd is kunnen we ons nu permitteren om dit allemaal te vermengen. Dit zal het refitten wel vergemakkelijken. We zullen niet meer van her naar der hoeven te hollen. Dit ficheren en nummeren is een hele opdracht maar levert toch mogelijkheden op om ons werk te vergemakkelijken, zoals we geleerd hebben systematisch en beredeneerd te werk gaan.

Arnout met het openleggen van het eerste op typologie gebracht aardewerk.

17u30 slaat de klok: einde werkzaamheden. Vlug naar huis dat we kunnen beginnen aan de verslaggeving van vandaag.
Heeft een mens nu ooit eens gedaan?

maandag 15 juni 2009

Verslag uitstap 24/05/2009 - 'Fragiel, glazen kostbaarheden uit het Romeinse Rijk'

Warm en zwoel. Toch vonden 25 moedige leden en sympathisanten de weg naar het Provinciaal Archeologisch Museum (PAM) van Oost-Vlaanderen te Velzeke om een unieke tentoonstelling bij te wonen over Romeins glas. Ik kan jullie reeds zeggen dat deze tentoonstelling enig was in zijn soort: wie deze niet heeft gezien heeft jammerlijk een unieke gelegenheid aan zijn neus laten voorbij gaan. De tentoonstelling liep tot 31 mei.
Een warme ontvangst door het personeel van het museum kleurde dit bezoek tot een aangename namiddag. Onze gids van dienst troonde ons daarop mee naar de eerste zaal waar we aan de hand van beeld- en filmmateriaal een technische uitleg verkregen over de Romeinse techniek van het glasblazen. De film die we te zien kregen was van de hand van twee topspecialisten ter zake, nl. Mark Taylor en David Hill. Deze twee heren waren reeds te gast te Velzeke om hun kunnen tentoon te stellen. Men moet weten dat men er te Velzeke in geslaagd is om een glasoven te reconstrueren die functioneert. Dit feit alleen al is een prestatie van de bovenste plank.

Onze gids verzamelt de groep rond de gereconstrueerde glasoven.

Nu we volledig in de ban waren van het glasblazen, trokken we de tweede zaal binnen waar we werden geconfronteerd met de eerste kustwerken uit de Romeinse periode: vrij geblazen glas, mozaïekglas, ribbenschalen, slangendraadfles, enz…… We werden overstelpt met een veelvuldigheid en verscheidenheid aan glassoorten.
Toch wil ik hier eerst even een bepaald type een beetje nader toelichten: de ribbenschaal. Op onze zolder bevindt zich ook zo’n exemplaar, zij dat het niet volledig is. In het begin van de 1ste eeuw v.C. verschijnen de eerste ribbenschalen. Zij worden geëxporteerd vanuit het huidige Israël. In het begin van de jaartelling worden zij ook vervaardigd in Italië en al vlug verspreiden er zich productieateliers over gans Gallië, Germanië en Hispania. Zij verdwijnen plots in het begin van de 2de eeuw n.C. Er zijn verschillende theorieën rond de productiemethode[1]
.

Fragment ribbenschaal afkomstig van de Gallo-Romeinse site Steenberg / Hofstade.

Waren we nu nog niet overweldigd, dan werden we dat zeker in de volgende zaal. Hier werd nl. een uniek pronkstuk tentoongesteld: “de diatreetbeker”, een staaltje van ambachtelijke Romeinse glaskunst. Deze beker werd in 1785 gevonden te Duravar (Kroatië). Deze kelkvormige beker is omgeven door een fijnmazig netwerk. Dit werd met een boor uitgefreesd. Ook werd het opschrift “Faventibus” ("aan de goedgezinden") op de beker gesculpteerd [2]. Recent werden er ook fragmenten van een dergelijke beker gevonden te Tongeren. We kunnen hier een ganse waslijst van bezienswaardigheden aflopen, maar dit zou echt te veel zijn om dit in een verslag te verwoorden. Wel nodig ik de geïnteresseerden uit om zich onverwijld de bijgaande brochure bij deze tentoonstelling aan te schaffen: Fragiel, glazen kostbaarheden uit het Romeinse Rijk”, Kathy Sas & François van den Dries. Deze brochure is te verkrijgen in het PAM te Velzeke en bevat een rijk geïllustreerde en gedocumenteerde bron aan informatie.

Hangend aan de lippen van onze gids werden we zorgvuldig wegwijs gemaakt in de materie van het glasblazen.

Toch vermeld ik nog graag één bijzonderheid aan deze tentoonstelling: een schilderij van de Nederlander Henk Helmantel waarop hij een prachtige verzameling van Romeins glas zo weet te benaderen dat zij van het echte materiaal nauwelijks of niet te onderscheidenis.

Natuurlijk is een fris natje welgekomen na deze boeiende, spannende, maar dorstige rondleiding. Dit euvel werd verholpen in de plaatselijke herberg door gans de groep: “Schol”.
De thuisblijvers hebben ongelijk gehad ...


[1] Fragiel, glazen kostbaarheden uit het Romeinse rijk; Kathy Sas En François van den Dries; blz. 17.
[2] Idem, blz. 22.

zondag 14 juni 2009

Logboek 13/06/2009: 119de werknamiddag

Locatie: “’t Gasthuys”, Stedelijk Museum Aalst

Tijdstip: 14u tot 17u30

Aanwezigen: Hubert Timmerman, Hugo Thuy, Romain De Moor

Werkzaamheden: Nummeren, tekenen, op typologie brengen

Suggesties: Nihil

Verslag 119de werknamiddag: zaterdag 13/06/2009

Yep, na drie eindeloze lange weken terug op onze zolder. Wij begonnen al ontwenningsverschijnselen te vertonen. Maar wat moet dat moet. En zo zijn er bepaalde zaken in het dagelijks leven die nu eenmaal voorrang hebben. Geen nood, beste bloglezers: “We are back in town.
Samen met Hubert en Hugo open ik de deur van ons walhalla om ons terug op de realiteit te storten. Verder werken aan mijn typologie, dat is nu de hoofdzaak voor mij, en wonderwel blijk ik daarin te slagen want stilaan beginnen zich de eerste contouren af te tekenen van dit werk.
Opvallend is dat er toch een enorme aanwezigheid is van bekers binnen de verzameling. En ondanks dat we maar één volledig exemplaar bezitten van het spitsbuikige type kan ik jullie nu reeds vertellen dat er meerdere exemplaren aanwezig zijn, zij het nog in fragmentarische toestand.


Op typologie brengen is momenteel de hoofdzaak, zo gaan we te werk.

We beschikken gelukkig over de geschikte lectuur om dit gedeelte van de inventarisatie tot een goed einde te brengen. Toch zullen we nog op zoek moeten naar nog meer geschikte lectuur, vooral van het noord-Gallische aardewerk omdat we daar natuurlijk het dichts bij aanleunen.
Een volgende vaststelling vandaag is, hoe meer de typologie vordert, des te meer het duidelijk wordt dat we met een bepaald soort aardewerk blijven zitten waar we nog niet wijs uitgeraken. Hier zullen we zeker onze mentor Patrick moeten over aanspreken. Het gaat over heel fragmentarisch rood aardewerk, nogal grof van structuur. Enfin dat zullen we zeker later ... uitzoeken.
Als ik me even omdraai kan ik zien dat Hugo zich weer onverwijld op het nummeren heeft gestort.
Een uurtje verder en ik voel een stekende hoofdpijn opkomen, natuurlijk door de concentratie gepaard gaand met een muffe warmte en een gebrek aan zuurstof. Het verplicht ons enkele vensters open te werpen en een goede tas koffie te drinken waarna we weer aan de slag kunnen. De lichte bries die nu door de zolderruimte waait doet die plakkende warmte verdwijnen.
Hubert is druk doende met het bestuderen van de nog te tekenen plannen en vraagt om even mee te komen beslissen over de te volgen strategie.

Hubert in gevecht met de plannen.

Samen beslissen we om eerst het plan met het volledig overzicht van de sleuven over te nemen, en het duurt niet lang of Hubert is aan de slag.

De plannen worden minutieus overgebracht.

Ik keer terug naar de werktafel en zet mijn sorteerwerk verder, ik hoop daarmee volgende week of binnen 14 dagen klaar te zijn.
Het doet mij eraan denken dat ik nog een verslag op onze blog moet zetten van ons bezoek aan Velzeke aan de tentoonstelling “Fragiel”, die gewijd is aan glaswerk uit het Romeinse rijk. Dit hebben jullie zeker nog te goed.
Weer bereikt de klok haar einddoel en keren we terug huiswaarts. Zo: de draad is terug opgenomen.
We zijn blij, gelukkig en voldaan.